Inleiding
De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) geeft een kader voor het (financierings-) risicomanagement. Het betreft het raamwerk voor het financieringsbeleid. Dit is verder uitgewerkt in de gemeentelijke Regeling treasury. Deze regeling geeft een uiteenzetting van de kaders, waarbinnen het treasurybeleid van de gemeente Houten wordt vormgegeven en de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de treasuryfunctie worden beschreven.
Daarnaast zijn er beleidsregels met betrekking tot het verstrekken van geldleningen en garanties. Deze beleidsregels bieden toetsingskaders c.q. spelregels voor het beoordelen van lening- en garantieaanvragen.
Ontwikkelingen
Er zijn geen ontwikkelingen te melden.
Rentevisie
Voor de financieringsbehoefte (korte en lange termijn) is een visie op de renteontwikkeling onontbeerlijk. Daarom wordt gebruik gemaakt van diverse renteverwachtingen van kredietwaardige instellingen. Op basis daarvan wordt de gemeentelijke rentevisie geformuleerd.
Ontwikkeling rente
In de begroting 2018 werd de verwachting uitgesproken dat de korte rente zou uitkomen op -0,24% en de 10-jaars rente zich rond de 1,18% zou bewegen. Het verloop van de korte termijn rente (geldmarktrente) en de lange termijn rente (kapitaalmarktrente) liet de afgelopen twaalf maanden het volgende beeld zien. De 3-maands Euribor (Euro Interbank Offered Rate; het rentetarief voor leningen tussen de Europese banken) liet een constant beeld zien en bewoog zich van -0,33% eind 2017 naar -0,31% eind 2018. De 10-jaars swaprente, de maatstaf voor de kapitaalmarktrente, steeg in die periode licht van 0,80% naar 0,87%. In 2018 is veel met kasgeld gefinancierd aangezien het kasgeldtarief rond de -0,38% lag.
In onderstaande grafiek zijn de renteontwikkelingen over de periode 2004 tot en met 2018 weergegeven.
De ECB is eind 2018 gestopt met het opkoopprogramma voor obligaties maar wil zeker tot medio 2019 vasthouden aan de huidige zeer lage korte rentetarieven. De lange termijn rentetarieven zullen onder invloed van het gematigde economisch herstel waarschijnlijk gaan oplopen.
1. Renterisico
Voor het renterisico worden twee normen gehanteerd namelijk de renterisiconorm en de kasgeldlimiet. Er dient binnen deze normen geopereerd te worden.
Renterisiconorm (lang)
Het doel van de renterisiconorm is het beperken van de gevolgen van een stijgende kapitaalmarktrente op de rentelasten ingeval van herfinanciering en renteherziening van geldleningen. Dit wordt bereikt door een limiet te stellen aan dat deel van de vaste schuld waarover het rentepercentage in een bepaald jaar moet worden aangepast aan de op dat moment geldende markttarieven. Deze norm is op 20% van de lastenkant van de begroting gesteld en wordt afgezet tegen de jaarlijkse verplichte aflossingen en de renteherzieningen.
Bedragen x € 1.000 | |||
Omschrijving | 2018 | ||
Basisgegevens renterisiconorm | |||
1 | Renteherziening op vaste schuld o/g | 0 | |
2 | Betaalde aflossingen | 7.043 | |
3 | Renterisiconorm (1+2) | 7.043 | |
4 | Begrotingstotaal jaar T | 117.853 | |
5 | a | Het bij Min regeling vastgesteld % | 20% |
5 | b | Regeling | |
5 | Renterisiconorm (5a+5b/100) | 23.571 | |
Toets renterisiconorm | |||
6 | Ruimte onder renterisiconorm | 16.527 | |
Overschrijding renterisiconorm |
Afgezet tegen de risiconorm 2018 van € 23,6 miljoen, blijkt uit bovenstaand overzicht dat we ruim binnen de norm zijn gebleven.
Kasgeldlimiet (kort)
De kasgeldlimiet geeft de bovengrens aan van het bedrag aan kortlopende financieringsmiddelen, waarmee de gemeente de (kapitaal)uitgaven mag financieren (de zogenaamde vlottende schuld).
Wet fido bepaalt dat indien drie achtereenvolgende kwartaalrapportages de kasgeldlimiet wordt overschreden, de toezichthouder daarvan op de hoogte wordt gesteld. In overleg met de toezichthouder kan door het bestuur eventueel een afwijkend percentage voor de kasgeldlimiet worden vastgesteld. Bij structurele overschrijding van de kasgeldlimiet moet in de financieringsbehoefte worden voorzien door het aantrekken van langlopende geldleningen. De kasgeldlimiet is afgeleid van de omvang van de begroting.
Bedragen x € 1.000 | ||||
Kasgeldlimiet | 1e kwartaal | 2e kwartaal | 3e kwartaal | 4e kwartaal |
Omvang begroting 2018 per 1/1 | 117.853 | 117.853 | 117.853 | 117.853 |
1. Toegestane kasgeldlimiet (8,5%) | 10.018 | 10.018 | 10.018 | 10.018 |
2. Omvang vlottende korte schuld | 22.384 | 21.104 | 16.102 | 9.457 |
Opgenomen gelden < 1 jaar | 22.384 | 21.104 | 16.102 | 9.457 |
Schuld in rekening courant | ||||
Gestorte gelden door derden | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overige geldleningen (niet vast) | 0 | 0 | 0 | 0 |
3. Vlottende middelen | 59 | 69 | 2.342 | 698 |
Contante gelden in kas | 0 | 0 | 0 | 0 |
Tegoeden in rekening-courant | 59 | 69 | 2.342 | 698 |
Overige uitstaande gelden (niet vast) | 0 | 0 | 0 | 0 |
4. Totaal netto vlottende schuld | 22.325 | 21.034 | 13.761 | 8.758 |
Ruimte | 1.259 | |||
Overschrijding | 12.308 | 11.017 | 3.743 |
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat in de eerste drie kwartalen de kasgeldlimiet van € 10 miljoen is overschreden. Dit had deels te maken met achterblijvende grondverkopen. Daarnaast was de huidige markt voor het kasgeld dusdanig (circa gemiddeld -0,38%) dat het lonend was de kasgeldpositie niet te snel te consolideren op de kapitaalmarkt. Eind augustus is ten behoeve van de Algemene Dienst € 5 miljoen aangetrokken (-0,28%, 1 jaar en 1 dag) ter consolidatie waardoor we in het vierde kwartaal weer onder de kasgeldlimiet uitkwamen. De toezichthouder hebben we hierover schriftelijk geïnformeerd.
2. Financieringsbehoefte en rentetoerekening
In 2018 hebben we € 15 miljoen aan vaste leningen afgesloten.
Datum aantrekken | Omvang van de | Type | Ten behoeve van | Jaar van | Rente |
geldlening | geldlening | Lening | AD/Grex | (laatste) aflossing | % |
30-10-2018 | € 5.000.000 | Fixe | AD | 31-10-2019 | -0,28% |
30-10-2018 | € 10.000.000 | Fixe | Grex | 30-10-2020 | -0,185% |
De vaste schulden bedragen eind 2018 bijna € 94 miljoen, waarvan € 59 miljoen ten behoeve van de Algemene Dienst, € 30 miljoen ten behoeve van het Grondbedrijf en € 5 miljoen aan verstrekte leningen.
Meerjarig verwachten we een verder dalende financieringsbehoefte vanuit de prognose dat de grondverkopen verder aantrekken en een laag investeringsniveau binnen de Algemene Dienst.
Schuldpositie
De schuldpositie van de gemeente is het best weer te geven als de netto schuld ten opzichte van de
exploitatiebaten (netto schuldquote). Een gemeente met hogere inkomsten kan namelijk naar verhouding een hogere schuld aangaan. Hieronder wordt de ontwikkeling van de schuldpositie van Houten weergegeven.
De schuldpositie van de gemeente laat een daling zien vanwege afnemende investeringen. In 2018 bedroeg onze netto schuldquote 95%. Een netto schuldquote hoger dan 130% betekent dat een gemeente een zeer hoge schuld heeft. Door de uitleenquote en voorraadquote van de netto schuldquote af te trekken, wordt de schuld weergegeven die op de exploitatie drukt. De netto schuldquote zal verder dalen als de voorraadposities de komende jaren worden afgebouwd.
Op de verstrekte leningen en voorraadposities loopt de gemeente wel bepaalde risico's. Deze risico's zijn meegenomen bij de bepaling van de benodigde weerstandscapaciteit (paragraaf weerstandsvermogen en paragraaf grondbeleid).
Rentetoerekening
Vanaf 2017 moet, conform de notitie rente 2017 (http://www.commissiebbv.nl/begroten/notities-commissie/), de ‘reële’ (omslag) rente in de begroting worden verwerkt. Middels onderstaand renteschema wordt inzicht gegeven in de rentelasten, het renteresultaat en de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend.
Als de werkelijk doorbelaste rentelasten meer dan 25% afwijken van de rentelasten die op basis van de voorgecalculeerde renteomslag aan de taakvelden hadden moeten worden toegerekend, is de gemeente verplicht de werkelijke toegerekende renteomslag hierop aan te passen.
Op basis van het bovenstaande tabel bedraagt de nacalculatorische omslagrente voor 2018 1,37% en mag conform BBV worden afgerond op 1,5% (begroot 2018 was 1,5%). Deze rente wordt toegepast zowel aan de uitgaven- en inkomstenkant van de rekening.
3. Wet schatkistbankieren
De wet schatkistbankieren is eind 2013 in werking getreden. Schatkistbankieren verplicht decentrale overheden hun liquide middelen aan te houden bij de schatkist van het Rijk en vertaalt zich direct in een lagere staatsschuld. Daarnaast moet het bijdragen aan het terugdringen van risico’s van bijvoorbeeld beleggingen van decentrale overheden. Er geldt een rapportageverplichting in de paragraaf Financiering waarbij wordt getoetst of een gemeente de gemiddelde drempelwaarde per kwartaal niet heeft overschreden. Voor Houten ligt de drempelwaarde in 2018 op bijna € 0,9 miljoen. Het drempelbedrag is in 2018 niet overschreden.
4. Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof)
Per 1 januari 2014 is de Wet Houdbare Overheidsfinanciën (Wet Hof) in werking getreden. Deze wet zorgt ervoor dat de schulden van de totale Nederlandse overheid niet te hoog worden. De grens van het toegestane tekort bedraagt 3,0% BBP (Bruto Binnenlands Product). Naast het Rijk dienen ook de provincies, gemeenten en waterschappen zich aan strengere normen te houden. Voor 2018 ligt de norm op -0,3 % van het bruto binnenlands product (bbp). Dit percentage is niet verder uitgesplitst naar een EMU-referentiewaarde per individuele decentrale overheid.
In onderstaande tabel is het EMU-saldo bepaald op basis van de ontwikkeling van de financiële balansposten.
Het werkelijke EMU-saldo over 2018 bedraagt circa € 3,0 miljoen (overschot). De belangrijkste reden hiervoor is dat de investeringen binnen de grondexploitatie achter zijn gebleven bij de grondverkopen. Geconcludeerd kan worden dat Houten in 2018 in positieve zin heeft bijgedragen aan het EMU-saldo.